Wednesday, October 15, 2008

Massacre survivors snubbed by Dutch delegation

Published: 14 October 2008 15:43 | Changed: 14 October 2008 15:46
By Elske Schouten in Jakarta

Dutch members of parliament on an official visit to Indonesia have refused to meet survivors of a massacre by Dutch soldiers in 1947. The leader of the delegation says it would be “inappropriate”.
The Indonesian village of Rawagede was the scene of a massacre perpetrated by Dutch soldiers in 1947, shortly after the colony declared its independence and troops were sent in to restore order.
The village claims 431 men were shot, while a Dutch government investigation into war crimes in Indonesia puts the figure at 150.
Voted down
One man who survived the massacre and nine widows of victims still live in the village, which has been renamed Balongsari. Last week, a letter was sent on their behalf to the Dutch government asking for a formal apology and compensation. Their request is still being looked at.
Socialist Party member of parliament Harry van Bommel says he suggested a meeting with survivors twice but that the proposal was voted down by the rest of the delegation.
The delegation, made up of seven members of the parliamentary foreign affairs committee, is in Indonesia to discuss a range of issues until October 19.
Delegation chairman Henk Jan Ormel, member of parliament for the Christian Democrats, says he feels a meeting with the survivors, or their representatives, would be ‘inappropriate” while legal procedures are still ongoing.
False expectations
“A visit from an official Dutch delegation could create false expectations”, Ormel said, adding that he did not want Rawagede to become the focus of the visit to Indonesia. “A lot more has happened in this country,” he said.
Van Bommel, who feels the Netherlands should apologise and pay compensation, had wanted a “reconciliatory meeting”. “It would have been the first Dutch high-level visit,” he says. “For the survivors of Rawagede, this is far from over.”
The members of the delegation did not want to meet Batara Hutagalung, founder of the committee which filed the claim for compensation, either. Hutagalung says he finds it “odd” for parliamentarians to come to Indonesia to talk about human rights and not pay any attention to Rawagede.
“It is almost as if they are blind in one eye: they only see the atrocities perpetrated by others,” he said.

polling
http://www.nrc.nl/

Source: http://www.nrc.nl/international/Features/article2023396.ece/Massacre_survivors_snubbed_by_Dutch_delegation

Monday, October 13, 2008

Moordenaar in naam der koningin

http://weblogs.nrc.nl/weblog/jakarta/
dinsdag 14 oktober 2008 door Elske Schouten

Moordenaar in naam der koningin

Vorige week kreeg ik een e-mail van Willy van Noort, een Nederlandse veteraan die eind jaren veertig in Indonesië heeft gezeten. Hij mailde vanwege een artikel dat ik heb geschreven over Rawagede: een dorpje in de buurt van Jakarta, waar Nederlandse soldaten in 1947 bijna alle mannen van het dorp hebben omgelegd: ze telden er 431 doden. Van Noort mailde mij dat in de buurt van Kawali in West-Java, waar hij gelegerd was, er wel tientallen dorpen zijn waar zijn commando vergelijkbare bloedbaden heeft gepleegd.
Dit weekend zat ik wel twee uur met Van Noort aan de telefoon. Aan het eind van de oorlog werd zijn commando elke dag naar een nieuw dorp gestuurd om te zoeken naar Indonesische strijders, vertelde hij. Maar die waren vaak al op de vlucht geslagen, zodat er alleen nog vrouwen en kinderen waren. ,,Soms was de opdracht: schiet iedereen die je ziet maar door de kop”, vertelde Van Noort. ,,Soms: iedereen boven de zes jaar. Of iedereen die oud genoeg is, boven de zestien ofzo.”
Als dorpen waren uitgekamd, werden ze soms in brand gestoken. ,,Het zielige was, die mensen hádden helemaal niks, en dan werd hun huis ook nog in de fik gestoken.” Van Noort herinnert zich nog de vrouwen die smeekten om genade. ,,Ampun, ampun, zeiden ze.”
Van Noort vertelde ook over individuele soldaten, die de vreselijkste dingen konden doen. Zoals een officier, die een jongen de weg vroeg. De jongen wees een kant op, maar dat klopte niet met wat op de kaart van de officier stond. Toen zei de jongen dat de weg op de kaart verwoest was, dat ze moesten omlopen. ,,Dus die officier schiet dat jongetje van twaalf zo door zijn hoofd heen. ‘Die wilde mij bedonderen’, zei hij. Maar even later toen we die weg gingen volgen, bleek dat jochie gelijk te hebben gehad.”
Diezelfde officier gaf Van Noort eens de opdracht om mannen die voor het vuurpeloton moesten komen, in een rijtje achter elkaar te zetten en dood te schieten met een antitankgranaat. ,,Hij wilde zien door hoeveel lichamen de granaat heen zou gaan voor hij zou ontploffen. Dat is toch ziek?” zegt Van Noort. ,,Ik heb toen maar gezegd dat ik eerst mijn potje rijst wilde koken, zo kon ik die opdracht laten doodbloeden.”
Een andere keer lag Van Noort te slapen, toen hij midden in de nacht een schot hoorde. Hij hield zich stil. De volgende ochtend zag hij dat bij een van zijn maten een dode vrouw naast het bed lag. ,,Hij zei: ‘Ik was er klaar mee, dus ze moest mijn bed uit’”, vertelt Van Noort.
Van Noort diende destijds bij het Korps Speciale Troepen, commando parachutist. Hij ging als oorlogsvrijwilliger, want hij hield van vechten. ,,Ik was er trots op om parachutist te zijn, als je moet springen”, zegt hij. ,,Ik was ook blij met wat we goed deden. Maar het branden, het vermoorden…” Hij zegt zich altijd te hebben onttrokken aan het vermoorden van vrouwen en kinderen.
Na zijn tijd in Indonesië is Van Noort uit het Nederlands leger gestapt, maar daarna is hij wel doorgegaan met ,,oorlogjes achterna lopen”, zoals hij zelf zegt. Zoals in Joegoslavië, waar hij met de Kroaten tegen de Serviërs vocht. Begin jaren negentig kwam hij nog in het nieuws toen hij 18 Kroatische soldaten naar Texel bracht om te leren parachutespringen.
Van Noort zegt dat hij ,,hoort bij de moordenaars in naam der koningin”. Toen hij eens voor de rechter moest komen voor iets kleins, schreef hij aan de rechtbank: ,,Als ik dan toch veroordeeld moet worden, veroordeel me dan voor oorlogsmisdaden”. ,,Oude NSB’ers en oude Duitsers worden nog steeds vervolgd. Waarom Nederlanders dan niet?”
Hij vindt ook dat Nederland zijn excuses moet aanbieden voor de oorlogsmisdaden waar hij bij betrokken was. Van Noort: ,,Ook als Indonesië zegt: vanuit onze cultuur hoeft dat niet. Ik zeg: je bent Nederlander, dus je hoort je excuses aan te bieden.”
Maar Nederland lijkt dat nog niet van plan te zijn. Op initiatief van het comité Nederlandse ereschulden eisen de nabestaanden van Rawagede nu, na 61 jaar, excuses en een schadevergoeding van de Nederlandse regering. Daar is nog geen reactie op gekomen. En gisteren kreeg ik telefoon van Kamerlid Harry van Bommel van de SP, die hier is met een delegatie uit de Tweede Kamer. Zijn voorstel om naar Rawagede te gaan werd door de rest van de groep afgewezen.
Dit verhaal is geplaatst op dinsdag 14 oktober 2008 om 04:41 uur. Je kunt reageren of trackbacken vanaf je eigen site. (Wat is trackbacken?)

Archive map 1304: New Evidence of the Massacre in Indonesia

DE GROENE AMSTERDAMER
10-10-2008

http://www.groene.nl/2008/41/NIEUW_BEWIJS_VAN_MASSA-EXECUTIE_IN_INDONESIEuml%3Bnbsp%3B


Archiefmap 1304
→ NIEUW BEWIJS VAN MASSA-EXECUTIE IN INDONESIË

Indonesische nabestaanden hebben een aanklacht ingediend tegen de Nederlandse staat. Deze houdt verband met Nederlandse oorlogsmisdaden in 1947 in Rawagede. De waarheid daarover is tweemaal door de regering achtergehouden. Zie map 1304.

DOOR JOERI BOOM

DE ARCHIEFMEDEWERKER VAN het Nationaal Archief in Den Haag schudt zijn hoofd. ‘Daarvoor moet u speciale toestemming hebben van het hoofd onderzoek. U dient een onderzoeksopzet in te leveren en dan bepalen wij welk archiefmateriaal u mag gebruiken.’ Maar ik weet precies welk materiaal ik nodig heb. Het zit in map 1304. Ik dring aan, maar de medewerker concentreert zich op zijn scherm. ‘Sorry’, zegt een collega. ‘Het is niet openbaar.’
Executie van gevangenen zonder voorafgaand onderzoek of proces te Krawang. Dat is de titel van de map die ik zoek. Hij bevat explosief materiaal over de massamoord in het dorp Rawagede in 1947. De map maakt deel uit van het archiefmateriaal dat bijeen is gebracht voor een ambtelijke commissie in 1969. Die commissie onderzocht de ‘eventuele wandaden’ die in Indonesië waren begaan door Nederlandse militairen in de periode 1945-1950 en bracht verslag uit aan de regering.
Nederland wordt niet graag herinnerd aan de oorlog in Indonesië, die bijna sussend nog altijd de ‘Politionele Acties’ wordt genoemd. De strijd was zinloos. Een verspilling van mensenlevens, geld en energie, weten we nu. Tweehonderdduizend militairen werden naar Indonesië gestuurd, dat zich vlak na de Japanse capitulatie in augustus 1945 onafhankelijk had verklaard. Nederland wilde het gezag in de kolonie terugkrijgen opdat de winsten van olievelden en rubberplantages weer naar het gehavende moederland zouden stromen. Het draaide uit op een keiharde oorlog met de naar vrijheid hunkerende Republiek Indonesië, uitgevochten volgens de wrede wetten van de guerrilla. Indonesië was het Nederlandse Vietnam avant la lettre.
Beide partijen begingen gruwelijke wreedheden. Indonesiërs die met de Nederlanders samenwerkten werden op gruwelijke wijze door de nationalisten vermoord. De Nederlandse contraguerrilla sloeg door in contraterreur. Kampongs werden in brand gestoken als represaillemaatregel en gevangenen zonder vorm van proces geëxecuteerd. De militaire inlichtingendienst bezondigde zich aan ‘derdegraadsverhoren’, waarbij flink gemarteld werd.
Al vanaf 1946 sijpelden de wreedheden, die volgens de letter der wet oorlogsmisdaden waren, door naar Nederland. Sommige militairen meldden ze in brieven die gepubliceerd werden, onder meer in De Groene Amsterdammer. Parlementariërs lazen de brieven voor in de Tweede Kamer. Maar ook al repten verontwaardigde militairen van ‘moffenmethoden’, eind jaren veertig was er geen Kamermeerderheid te vinden voor een diepgaand onderzoek. Alleen de duizenden standrechtelijke executies door het Korps Speciale Troepen van de beruchte kapitein Westerling werden onderzocht. De uitkomst was geheim. De minister van Overzeese Gebiedsdelen verzekerde de Kamer dat het volstrekt tegen de wens van de regering was dat de misstanden ‘in den doofpot [worden] gestopt’. Maar er werd niets meer van gehoord.
In 1969 werd het stilzwijgen doorbroken door de psycholoog J.E. Hueting, die in de Volkskrant en op televisie bij Achter het nieuws vertelde over de martelingen, executies en derdegraadsverhoren die hij had meegemaakt als militair in Indonesië. Er ontstond grote maatschappelijke onrust: de regering moest nu wel handelen. Er werd een ambtelijke commissie samengesteld die ontsporingen van geweld moest onderzoeken. Er werd gesproken van ‘excessen’, niet van oorlogsmisdaden – een term die van toepassing was op de Japanners en de nazi’s kon onmogelijk gehanteerd worden waar het Nederlandse militairen betrof. De commissie deed verslag van 76 zaken in een rapport dat bekend werd als de Excessennota.

De massamoord in het dorp Rawagede, op West-Java, nabij Krawang, is een van die zaken. Hij werd gepleegd door dienstplichtige infanteristen van de Koninklijke Landmacht. Dat was opvallend, want veel andere oorlogsmisdaden waren het werk van geharde beroepsmilitairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de speciale eenheden. De divisies van dienstplichtigen werden tentara soesoe, ‘het zachte leger’, genoemd. Ze stonden vriendelijker tegenover de bevolking en kritischer ten opzichte van het koloniale beleid dan andere troepen.
Toch vermoordde een eenheid van het zachte leger in Rawagede een groot aantal mannen. Volgens Nederlandse opgaven waren het er 150, waarvan er ‘ongeveer twintig’ werden geëxecuteerd. In het dorp werden geen wapens aangetroffen. Zo staat het heel kort vermeld in de Excessennota. Volgens Indonesische opgaven werden meer dan 430 mannen gedood.
In 1995 zond RTL4 een documentaire uit over Rawagede. De makers spraken in het dorp met overlevenden en nabestaanden. Vooral de getuigenis van een oude vrouw die met bevende stem vertelt hoe ze tussen de lijken haar man en haar zoon terugvond, ging door merg en been. Volgens de documentairemakers waren 431 mannen, van jong tot oud, standrechtelijk geëxecuteerd. Er werden Kamervragen gesteld, want hoe zat dat met die ‘ongeveer twintig’ geëxecuteerden uit de Excessennota? Was dat wel de waarheid? Op verzoek van minister van Justitie Winnie Sorgdrager stelde het openbaar ministerie te Arnhem een oriënterend onderzoek in. Daar kwam niets uit. Volgens het OM bestonden er nu eenmaal verschillende lezingen van het gebeuren. Bovendien waren de daders niet meer te vervolgen, meldde de minister. Oorlogsmisdaden verjaren niet, maar door het parlement was daarop een uitzondering gemaakt voor de Nederlandse militairen in Indonesië tussen 1945 en 1950, meldde zij de Tweede Kamer.
In map 1304 zit materiaal dat aantoont dat de Nederlandse regering niet de waarheid heeft verteld over wat in Rawagede werd aangericht. En dat niet alleen. De map laat zien dat de verantwoordelijke officier niet werd gestraft omdat dit niet politiek gewenst was. Het stilhouden van de zaak begon al in 1948 en duurt voort tot op de dag van vandaag.
Dan maar een bekend onderzoekerstrucje geprobeerd. Dossiermappen zitten doorgaans per stapel in archiefdozen. Met de computer in de studiezaal vraag ik een paar mappen aan die wél toegankelijk zijn. Ze hebben rangnummers net voor en na nummer 1304. En warempel: ik krijg de hele doos. Er zitten een paar mappen in die eveneens een niet-toegankelijkheidsmelding gaven toen ik ze individueel opvroeg. Maar met map 1304 neemt men blijkbaar geen enkel risico. Die ontbreekt. Op de plek in de stapel waar hij zich hoort te bevinden ligt een roze briefje. ‘Dit nummer is apart opgeborgen’, staat erop. Het jaartal op het briefje is onleesbaar.
‘Map 1304 ligt in de kluis’, zegt Harm Scholtens. Toen hij de map vorig jaar aanvroeg, stuitte hij op hetzelfde roze briefje. Hij was bezig met onderzoek naar Rawagede voor zijn doctoraalscriptie geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Met hulp van zijn scriptiebegeleider wist hij de map in handen te krijgen. Dat had nog veel voeten in de aarde.
Scholtens (55) is zelf archivaris geweest. Hij vindt dat materiaal over de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië openbaar moet zijn: ‘Volgens de wet kan een stuk worden afgeschermd wanneer het staatsbelang door openbaarmaking geschaad wordt, maar zestig jaar na dato houdt dat mijns inziens geen stand.’
Ook het beschermen van de persoonlijke levenssfeer kan een reden zijn voor geheimhouding. Maar de majoor die de leiding had van de campagne tegen Rawagede is inmiddels overleden. Bovendien vind ik in de mappen die ik wel mag inzien namen van militairen. Bijvoorbeeld in het materiaal over de liquidatie van zestien Indonesische gevangenen. Ze werden door de inlichtingendienst naar een beruchte kampong gevoerd en gefusilleerd, ‘om een voorbeeld te stellen’ aan de bevolking die de guerrilla steunde, zo staat in de stukken. Het dossier bevat de naam van een sergeant die daarbij betrokken was. De zaak werd overigens geseponeerd.
Harm Scholtens besloot voor zijn doctoraalscriptie zo goed mogelijk uit te zoeken wat er in Rawagede was gebeurd, nadat hij de korte melding van het bloedbad in de Excessennota had gelezen. ‘Ik vond het vreemd, 150 doden maken, twintig man liquideren en niet één wapen vinden. Dit zaakje stonk.’ Hij kamde de archieven uit en kwam in zijn doctoraalscriptie tot een nauwgezette reconstructie van de ‘zuiveringsacties’ in de streek. Daarbij werden dorpen door eenheden afgegrendeld en uitgekamd. Zo ook Rawagede, dat werd afgegrendeld door een eenheid van negentig man.
In het oorlogsdagboek van de eenheid die Rawagede zuiverde staat de actie kort vermeld. Het is een van de bronnen die Scholtens gebruikte. Het oorlogsdagboek mag ik wel inzien op het Nationaal Archief. De beschrijving van de actie in Rawagede op 9 december 1947 staat in een opsomming van zuiveringsacties in begin december. Daarbij werden rijstvoorraden vernietigd en grote groepen mannen ondervraagd. Bij operaties eerder en later vielen slachtoffers, maar bij de acties in de dagen rond 9 december vielen geen doden en gewonden. En dan is daar opeens Rawagede:
Door de (…) compagnie werd een zuiveringsactie ingezet tegen kpg. Rawahgedeh (5393). Aan vijandelijke zijde werden 150 doden geteld. Er werden 8 personen gevangen genomen. Genoemde kampong bleek volledig republikeins te zijn, hetgeen o.m. bleek uit rood-witte vlaggen waarmede verschillende huizen waren getooid en uit documenten en artikelen die op de gedode tegenstanders werden aangetroffen.
150 doden, zomaar uit het niets. En geen liquidaties. Scholtens vond andere meldingen die hierop leken. Totdat hij stuitte op map 1304. Daarin zat een notitie opgesteld door een medewerker van de procureur-generaal aan het Hooggerechtshof in Batavia. ‘Dit is de smoking gun’, zegt hij. De opdracht van de compagnie luidde kortweg, zo meldt het document (zie kader): ‘Ruim weerstand Rawagede op.’ Er staat in beschreven hoe de Nederlanders in het dorp ‘8 à 9 maal’ twaalf mannen fusilleerden en vlak daarbuiten nog eens ‘7 à 10 personen’. Het gaat dus om honderd tot 120 liquidaties. ‘Dat is wel wat meer dan de in de Excessennota vermelde twintig executies’, schrijft Scholtens in zijn scriptie.
Uit het document blijkt hoe de afdekking al meteen begon. De melding in het oorlogsdagboek van de eenheid, pas lang na de executies opgesteld, is waarschijnlijk bewust misleidend. In het document in map 1304 wordt namelijk beschreven hoe de majoor die de compagnie leidde van zijn commandant de opdracht kreeg te zwijgen. Hij moest alles ontkennen tegen een onderzoekscommissie van de Verenigde Naties. Die ontdekte echter toch dat er liquidaties hadden plaatsgevonden. Maar niet hoeveel. Nederland ontkende het hoge Indonesische dodental en hield vast aan zijn eigen 150 doden. Die zouden zijn gevallen door beschietingen, was de suggestie. Nederland gaf uiteindelijk toe dat er vier krijgsgevangenen waren geëxecuteerd. De liquidatie van nog eens zeven werd ontkend. Zo staat het in het VN-rapport uit 1948, dat de actie desalniettemin ‘deliberate and ruthless’ noemt.
Waarom de Excessennota uit 1969 spreekt van ‘ongeveer twintig’ geëxecuteerden is onduidelijk. Het getal lijkt verzonnen. ‘Ik heb geen idee waar het vandaan komt’, zegt Scholtens.
Uit zijn onderzoek doemt het beeld op van een kille massa-executie. Hier was geen sprake van een doorgedraaide eenheid die wraak nam. Waarschijnlijk werd ze verrast door het aantreffen van meer dan honderd mannen van wie ze vermoedde dat het strijders waren die hun wapens hadden weggeworpen. Wat te doen? De mannen meenemen was te gevaarlijk: zij waren talrijker dan de Nederlanders en overal dreigden hinderlagen. Hen laten gaan betekende dat ze hen binnen de kortste keren weer gewapend zouden treffen. Dus dan maar liquideren, heeft de eenheid wellicht gedacht. Dat gebeurde vaker, maar voorzover bekend niet op deze schaal.
In map 1304 bevindt zich ook correspondentie tussen luitenant-generaal Spoor, de ‘Legercommandant’ die verantwoordelijk was voor de vervolging van militairen, en procureur-generaal Felderhof. Spoor twijfelt of hij de verantwoordelijke majoor moet laten vervolgen. Felderhof adviseert Spoor om de zaak te seponeren, aangezien ‘iedere vreemde inmenging en belangstelling [is] verdwenen’. De VN zijn na het schrijven van hun rapport, waarin van slechts vier executies wordt gesproken, niet meer in de massamoord geïnteresseerd, dus laten we geen slapende honden wakker maken, bedoelt hij.
Harm Scholtens: ‘In 1969 en in 1995 beschikte de overheid over deze gegevens. Map 1304 zit bij de documenten die zijn onderzocht voor de Excessennota, en later door het OM. De overheid kon dus weten dat veel meer dan twintig executies hadden plaatsgevonden. Ik vind het verwijtbaar dat ze dat niet bekend heeft gemaakt. Een regering behoort de bevolking correct te informeren.’
Een extra aanwijzing voor een doofpot is dat het document over de executies is gebaseerd op een heel dossier over Rawagede dat door generaal Spoor aan procureur-generaal Felderhof werd gestuurd. Later werd het hem teruggezonden. Dat dossier is verdwenen. Harm Scholtens speurde vele archiefindexen af, ik zocht in het persoonlijke archief van Spoor. Niets. Zou het (korte) document over de executies in map 1304 over het hoofd gezien zijn bij de vernietiging van bewijsmateriaal?

De zaak-Rawagede is weer actueel wegens een civiele aanklacht van tien Indonesische nabestaanden tegen de Nederlandse staat. Gerrit Jan Pulles is hun advocaat. ‘Het zou een staat als Nederland passen zijn verantwoordelijkheid te nemen voor misdragingen van zijn soldaten. Op grond van wat bekend is en was over de gebeurtenissen in Rawagede had indertijd tot strafrechtelijk onderzoek overgegaan moeten worden’, zegt hij. Volgens hem is het onhoudbaar dat Nederlandse militairen die destijds in Indonesië dienden niet te vervolgen zouden zijn voor oorlogsmisdaden. Dat is echter niet waar het zijn cliënten om te doen is. ‘Zij hebben aangegeven geen haat- of wraakgevoelens te hebben tegen individuele militairen. Wat zij willen is rechtsherstel en genoegdoening van de staat voor wat hun in 1947 uit naam van die staat is aangedaan.’
In 1969 werd het parlement misleid, in 1995 verzuimde de minister van Justitie opnieuw de waarheid naar buiten te brengen. Laat dan eindelijk het echte verhaal van Rawagede verteld worden. De veteranen van de eenheid, ouder dan tachtig zijn ze nu, zwijgen nog altijd. Dus is de hoop gevestigd op het Nationaal Archief. P. Kompagnie, hoofd onderzoek, weet niet waarom map 1304 in de kluis is beland. Was het soms wegens de explosieve inhoud van de map? Nee, zegt Kompagnie: ‘Het gaat ons niet om de inhoud van de stukken. Wij willen slechts de belangen van nog levende personen beschermen.’ Maar waarom is dit dan de enige map die is weggeborgen? Waarom zijn dan namen te vinden in mappen die wél worden vrijgegeven? Weet het hoofd onderzoek wellicht dat die militairen allen overleden zijn? ‘Nee, dat houden wij niet bij.’
Harm Scholtens moest voordat hij het materiaal mocht zien een verklaring ondertekenen waarin onder meer stond dat de informatie niet onder de aandacht mocht worden gebracht van derden. Hij mocht de stukken niet kopiëren, wel overschrijven. ‘Dat is voor de deniability. Zodat ze kunnen zeggen dat ik het verkeerd heb overgenomen.’
Vlak voor het ter perse gaan van dit nummer krijg ik toestemming om map 1304 in te zien. Ik spoed mij naar het Nationaal Archief. ‘Er is voorzover ik weet niets bijzonders mee’, vertelt een medewerker van de onderzoeksstaf. De map lag wel in de kluis, maar dat was toeval. ‘Ja, dat kan gebeuren. Er hebben meer mappen uit dit archief in de kluis gelegen. Die zijn er weer uitgehaald, maar deze is blijven liggen.’
Ik hoef niets te tekenen en ik mag de stukken kopiëren.

.................................................................................................................
Nieuw bewijsmateriaal van massa-executies in het Javaanse dorp Rawagede door Nederlandse dienstplichtige militairen, in december 1947. Uit de aantekeningen van een medewerker van de procureur-generaal van het Hooggerechtshof te Batavia:

[De compagniescommandant] heeft opdracht ontvangen van [zijn bataljonscommandant]: ruim weerstand Rawagede op. Rawagede is een kampong van waar uit regelmatig beschietingen plaatsvonden […]
9 Dec. Om zes uur ‘s morgens was de kp. ingesloten en men is toen met een troep van 35 man onder luitenant […] voorwaarts gegaan. Men heeft toen 8 à 9 maal een troep van [±] 12 man ter plaatse geëxecuteerd. Volgens [de compagniescommandant] zijn in alle gevallen de noodige waarborgen genomen dat men geen ‘goede’ elementen in de executies betrok. Alle geëxecuteerde personen hadden lange haren, geen dikke eeltlaag op handen en voeten, zij waren allen in het bezit van papieren van de Hizboellah en soortgelijke organisaties. […]
Tenslotte is nog een groepje van 7 à 10 personen geëxecuteerd die in handen van segt […] [was] gevallen. Ook deze groep was aanvankelijk grooter, doch daarvan is er een aantal na onderzoek vrijgelaten.
[…]
Beroerd is natuurlijk dat [de compagniescommandant] tegenover de C.G.D. [de Commissie van Goede Diensten van de VN] de juiste toedracht heeft verzwegen en feitelijk heeft moeten verzwijgen.

Uit map 1304, uit het archief van de procureur-generaal van het Hooggerechtshof Nederlands-Indië (1945-1950) © JOERI BOOM / De Groene Amsterdammer

Friday, October 10, 2008

Petition to The Netherlands Government

KOMITE UTANG KEHORMATAN BELANDA
(Committee of Dutch Honorary Debts)
Sekretariat: Jl. Wahyu No. 2 B, Jakarta 12420
Tel./Fax: (+62) - 021 – 7590 1884. Email: batara44rh@yahoo.com
Weblog://indonesiadutch.blogspot.com
____________________________________________________________
Translation.

PETITION

Jakarta, August 15, 2008

To :
H.E. Prime Minister of The Netherlands
Mr. Dr. Jan Peter Balkenende
The Hague
The Netherlands

Dear Sir,

War crimes, crimes against humanity and violation of human rights are matters that sensitive to any nations. And we do appreciate your persistence in pursuing justice for a Dutch journalist, Mr. Sander Robert Thoenes, who was killed in Becora, Dili, East Timor, on September 21, 1999.

In the meeting with President of Indonesia Mr. Susilo Bambang Yudhoyono on April 8, 2006; beside mentioning the progress of Munir’s case, you had made inquiry on the investigation of Sander Thoenes’ case.

Prior to the meeting, on September 2, 2002, during the World Summit on Sustainable Development, August 26 – September 4, 2002, in Johannesburg, South Africa; you had also met President of Republic Indonesia Mdm. Megawati Soekarnuputri on the same quest of Mr. Sander Thoenes’ death; and to Radio Nederland (news in Radio Nederland Wereldomroep, September 3, 2002), you stated that as Prime Minister of The Netherlands, you: “have emphasized to President Megawati, that this case is very sensitive to the Nederland. And both parliament and the people are anxious about the progress of law enforcement in Indonesia”

The Dutch nation do not have faith in Indonesian law system and insist on International Tribunal for the war crimes committed by Indonesian soldiers in East Timor. But what about the Dutch law enforcement system on 1952 which exonerated Westerling – a man responsible of the massacre of tens of thousands peoples. None of the perpetrators of the mass killings during Dutch military agression in Indonesia are subject to law enforcement.

We do agree to the requested establishment of International Tribunal, however, we expect the Dutch government do not turn a blind eye to other similar cases. Echoing your quest, we demand that cases of war crimes, crimes against humanity and violation of human rights conducted by Dutch military during Dutch military agression in Indonesia 1946-1950, which include the mass killings in South Sulawesi, the massacre in Rawagede, the massacre in Kranggan (Temanggung), Bondowoso death train (Lijkentrein), and many other cases. We also demand the establishment of Ad Hoc International Tribunal in The Hague, which complies to Statuta Roma, which also base of International Criminal Court in The Hague.

The Dutch Government in 2000 has appointed Professor Peter Drooglever to conduct research on People’s Act of Free Choice in West Papua which occured in 1969. After conducting research for 5 years, on November 15, 2005, Professor Drooglever published a book with more than 700 pages, under title of “Daad van Vrije Keuze, de Papuans van Westelijk Nieuw Guinea, en de grenzen van het Zelfbeschichtings recht”, which declare that Act of Free Choice is a history of deception.

The people of Indonesia deserve to know the reasons of Dutch Government, why after 30 years the Dutch Government still questioning this matter, on the fact that this is no solution to West Papua problems; but on the contrary, the situation in Indonesia in accordance to peace in West Papua have been worsened.

In our opinion, the Dutch Government is still holding on to the result of the Roundtable Conference (Konferensi Meja Bundar, or KMB), which is the hand over of the sovereignty (soevereniteitsoverdracht) to Federal Republic of Indonesia (Republik Indonesia Serikat, or RIS) on December 27, 1949, the date which insisted by Nederland Government as de iure of Indonesian Independence. And West Papua (Irian) is not included in RIS. Therefore, The netherlands Goverment must acknowledge the sovereignty of The Unitary Republic of Indonesia (Negara Kesatuan Republik Indonesia - NKRI) is based on proclamation date of August 17, 1945!

We also reject the opinion which generalize the incident in Putten village in The Netherlands with experiences of the people of Rawagede, West Java. In Putten, the incident involved retaliation of German soldiers on the killing of a German officer and the kidnapping of another officer in Putten village on September 30, 1944; which followed by raids on October 1-2, 1944 in which 601 male residents were deported to German concentration camp in Neuengamme. After World War II was over, only 48 people survived and returned to their village.

What happened in Rawagede village on December 9, 1947, one day after the commencement of peace negotiation between Indonesia and The Netherlands on board of USS Renville, was a mass killings of all male residents above 15 years of age, a method which practiced by Westerling in South Sulawesi massacre – which is on-site execution (standrechtelijke excecuties). On the fateful day, the Dutch soldiers massacred 431 people of Rawagede. The small farmer village have become a village of widows and orphans.

None of the perpetrators of South Sulawesi mass killings, Rawagede massacre, Bondowoso death train and other similar cases, are to face martial court as accountability to war crimes and crimes against humanity.

The Dutch Government have also declined to apologize and take responsibility on war crimes, crimes against humanity as well as violation of human rights which done by Dutch armies during its military agression in Indonesia, after the people of Indonesia declared independency on August 17, 1945.

When two nations agree to conduct diplomatic relationship, it is rational that both nations should respect and acknowledge each other. If one of the nations refuses to appreciate and denies the sovereignty of the other, diplomatic relationship should be considered as futile.

There are several things in which the Dutch denies Indonesia as equal partner, in example: visiting permit. When the citizens of The Netherlands come to visit Indonesia, they will be granted Visa-on-Arrival; while on the other hand it is very difficult for Indonesian citizen to obtain visa to visit The Netherlands.

In accordance to these facts, the Committe of Dutch Honorary Debts is persistent in demanding The Netherlands Government to :

I. Apologize to the people of Indonesia on colonialism, slavery, violation of human rights and crimes against humanity.
II. Offer compensation to the family of victims of the atrocities by Dutch armies during Dutch military agression in Indonesia in 1945-1950.
III. Acknowledge Juridically (de iure) the independence of Republic of Indonesia was August 17, 1945.


Thank you for your attention.

Sincerely,

(Signed)
Batara R. Hutagalung
Chairman


(Signed)
Dian Purwanto
Secretary


Cc to :
1. H.E. President of Republic of Indonesia
2. H.E. Minister of Foreign Affairs
3. H.E. Speakers of House of Representatives/People ConsultativeAssemby of Republic Indonesia
4. H.E. Secretary General of United Nations
5. All foreign Ambassadors in Jakarta

Harry van Bommel and Krista van Velzen: Compensate the victims of Rawagedéh

Statement from Harry van Bommel and Krista van Velzen.
Received on October 10, 2008.

This week a delegation of Dutch Members of Parliament is visiting Indonesia. The biggest opposition group,.the Socialist Party (SP), will also participate in this delegation.

In our view, while it is of the utmost importance that the Netherlands and Indonesia have good relations with each other, this can only be achieved via the recognition, at the same time, of mistakes made in the past. In this respect the expression of regret by former Foreign Minister Ben Bot, regarding the military actions of 1945-1949, represents an important step forward.

But this must not stop at such a declaration. A gesture must be made towards the people who suffered as a result of this war which in the Netherlands was referred to, completely incorrectly, as a series of “policing actions”. Compensation must be offered to the victims of mass murder during this war, and to their descendants. This would principally involve ordinary citizens, including women and children, who were put to death in the course of serious breaches of human rights committed by Dutch soldiers.

In the first place we are thinking of the village of Rawagedéh in Java, where in December of 1947 hundreds of people were murdered. Dutch soldiers were responsible for these extra-judicial executions.

Given the fact that there is no statute of limitations for war crimes, it is strange that these soldiers have never been prosecuted. The Dutch government has never made any kind of gesture towards these families, neither in writing, nor in face-to-face meetings, nor in any other fashion.

So it was completely unexpected when, in December 2007, the Dutch ambassador, sixty years after the event, was present at the commemoration of this bloodbath. This form of recognition of guilt over the Netherlands’ responsibility for these crimes is, in our opinion, not sufficient.

The Dutch government must be prepared to express its official regret to the descendants of the victims of Rawagedéh and to pay them compensation throughout the rest of their lives.

My party proposed this in parliament last winter. Unfortunately our resolution did not win the support of a majority.

We therefore welcome the fact that recently some of the survivors have announced that they will bring a legal action before the Dutch courts.

We hope that compensation for the victims of Rawagedéh can provide the beginning for a thoroughgoing reconciliation process with the victims of the colonial war unjustly fought by the Netherlands.

Harry van Bommel and Krista van Velzen are Members of the Dutch Parliament for the Socialist Party.

Thursday, October 9, 2008

Survivors of massacre demand compensation

Published: 18 September 2008 12:54 | Changed: 18 September 2008 17:51

Relatives and survivors of a massacre in the Indonesian village of Rawagede in 1947 are demanding an apology and compensation from the Dutch government. Indonesia was a Dutch colony in the 1800s and was finally granted sovereignty in 1949 after an armed struggle.

By our Indonesia correspondent Elske Schouten

"I never thought they would kill us because we were just ordinary people," says Saih. "I only realised [what they were going to do] when they began the countdown... Een, twee, drie." Three soldiers started shooting the men in the back.

According to the village, the soldiers shot dead all the men – 431 people. It was summary justice, meted out as the men were running away or hiding in the river. In 1969, an investigation by the Dutch government into war crimes in Indonesia says 150 were killed in Rawagede.

Saih, now in his late 80s, is one of the 10 survivors and relatives who, 61 years later, are asking for an apology and compensation for the massacre in the Indonesian village of Rawagede carried out by Dutch soldiers on December 9, 1947.

Last week lawyer Gerrit Jan Pulles and Comité Nederlandse Ereschulden, a foundation which represents civilian victims of Dutch colonial rule in Indonesia, said the Dutch government must accept responsibility for the massacre at Rawagede.

Independence
Just like many other men, Saih, who sold vegetables, hid in the river when the Dutch arrived. His body under the water, his head in a hole he dug in the river bed. But the soldiers' four tracker dogs found him. His companion shouted “merdeka” (independence) and was shot. Saih gave himself up and went with the soldiers.
It was raining hard on that day in December 1947. The village of Rawagede was flooded. The Dutch soldiers were looking for Lukas Kustario, an Indonesian freedom fighter, but he had left the day before.

The men who were actually doing the shooting did not look Dutch, says Saih. They had dark skins. Two white Dutchmen watched. Saih was hit in the back, but the bullet had first passed through the son of the village chief so has lost some of its velocity.

Pretended to be dead
When the boy's body fell on him, Saih pretended to be dead too. During the final salvo, Saih was hit in the arm. But he was still alive and when the soldiers left, he fled.

Batara Hutagalung, chairman of the Comité Nederlandse Ereschulden, became interested in the war crimes committed in Indonesia at the end of the 1990s when he read his father's unpublished memoires, he says. He read about the bombing of Surabaya in 1945 by the English who were helping the Dutch get back their colony. An estimated 20,000 people died. "It was the first time I was confronted with what happened back then," says Hutagalung, who lived in Germany until 1992. "In Germany the Nazis were tried and tracked down as far as South America. I wondered why that didn't happen here."

The foundation has successfully asked for an apology and compensation from the British government for the Surabaya bombing.

Dutch government obstinate

Hutagalung then began working on the Rawagede case. But until now the Dutch government has been "obstinate", he says. The fact that former foreign affairs minister Ben Bot expressed his “regret” for the violence in 2005 is not enough, he says. "Regret is not an apology. I don't understand why it's so difficult to say sorry."

Today Rawagede is called Balongsari. It has a large memorial to the victims of the massacre. The river where Saih hid is now a thin stream full of rubbish. Balongsari is a colourful village thanks to its pretty coloured houses built by the villagers with money earned by many of the women who work temporarily in the Middle East. But according to its chief, the village is still poor. Most of its 3,000 inhabitants work on the land or make prawn crackers.

Piles of corpses
In one of the houses, lives the 86-year-old Tijeng. Mattresses are everywhere, 15 people from five generations live here. Tijeng was breastfeeding her daughter when her husband Nimong tried to flee from the Dutch.

He did not get far, he was captured and shot dead. Three days later Tijeng searched piles of corpses, looking for his body. When Tijeng sees a baby, she remembers how helpless she felt then. "I didn't know what to do. I had a baby. I couldn't work."

Saih and Tijeng do not know the details of their claim. They have merely given a fingerprint and had their photos taken. They are no longer angry with the Dutch. But compensation would be welcome.
Tijeng has no money for treatment on the swelling in her ear which is beginning to affect her sight too.
And Saih says: "It doesn't have to be much. Just a small amount for a decent life until I die, and to give my children and grandchildren a better life."

Source: http://www.nrc.nl/international/Features/article1988540.ece/Survivors_of_massacre_demand_compensation

Krista van Velzen: Gerechtheid voor slachtoffers ‘politionele acties’

http://kristavanvelzen.sp.nl/weblog/2008/09/09/gerechtheid-voor-slachtoffers-politionele-acties/

Weblog
Krista van Velzen
dinsdag 9 september 2008, 17.37 uur – Krista
Categorie: Algemeen, oorlog en ontwapening


In Rawagede, een Indonesisch dorpje, werden in 1947 naar schatting 431 jongens en mannen gedood door Nederlandse militairen. Dit was in de tijd van de politionele acties, een verhullende benaming van een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis waarin met veel bloedvergieten gepoogd werd deze kolonie voor eigen baat te behouden.
Nooit is iemand voor de rechter gedaagd voor deze misdaden en ook een schadevergoeding voor de nabestaanden is er nooit gekomen. In februari dit jaar heb ik geprobeerd deze situatie te veranderen. De regering weigerde een gebaar te maken, de kamer stemde een motie van mijn hand weg. 1Vandaag bracht de geschiedenis van Rawagede en het kamerdebat treffend in beeld.
Gister werd bekend dat de slachtoffers met een Nederlandse advocaat in de hand de Staat aan gaan klagen. Dat heeft dit Kabinet aan zichzelf te danken.
Overlevenden van de executies die het Nederlandse leger tijdens de Politionele Acties uitvoerde in het Javaanse dorpje Rawagede stellen de Nederlandse Staat aansprakelijk. Dat meldt het actualiteitenprogramma Netwerk, dat maandagavond een uitzending aan de kwestie wijdt.
Tien overlevenden van de slachting door Nederlandse militairen op 9 december 1947, waarvoor nooit iemand is vervolgd, hebben advocaat Gerrit Jan Pulles in de arm genomen om de zaak alsnog voor de rechter te krijgen. Ze eisen schadevergoeding en excuses voor het bloedbad, waarbij meer dan vierhonderd doden vielen.
De aansprakelijkheidsstelling is volgens Netwerk maandag naar de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie, Justitie en Algemene Zaken gestuurd. Het ministerie van Buitenlandse Zaken meldde aan Netwerk de brief te bestuderen.
In januari liet minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen (CDA) in antwoord op Kamervragen nog weten geen verder onderzoek naar de executies in Rawagede te laten doen. Hij sloot zich aan bij de conclusies van een rapport uit 1995 in opdracht van het ministerie van Justitie. Hierin werd vastgesteld dat vervolging voor deze misdrijven niet meer mogelijk was en dat nader onderzoek niet zinvol was.


7 reacties »
1. De Nederlandse Staat van ontkenning, aflevering 3.
Hoe kan een staat nu lering trekken uit haar oorlogsverleden als alle “onregelmatigehden” in de doofpot gaat?
Ondertussen stuurt Nederland de ene na de nadere militaire gevechtsmissie naar Verweggiestan.
Schande. Maak tenminste een gebaar en neem je verantwoordelijkheid.
“Normen en waarden” van dit kabinet blijken keer op keer gebakken lucht.
Reactie door hugo Freutel — dinsdag 9 september 2008 @ 22:08
2. Ach, wat kun je ook nog van deze calvinisten verwachten.
Reactie door Ad van de K. — donderdag 11 september 2008 @ 9:27
3. Wie niet in het reine komt met zijn verleden heeft geen goede perspectief voor de toekomst.
Misschien is het alleen voor mij verbazingwekkend, toch vind ik steeds vreemd dat daar waar men naar eigen boezem eerst zou moeten kijken, daar gaat men Internationale Tribunalen oprichten om anderen te berechen.
Zeker kwestie van mentaliteit en totale ontkenning.
Ooit had ik in de Groene Amsterdammer gelezen dat ene Gonzalves (zover dat ik me het artikel herinneren kan) zou daar in Rawagede en daarna met de doofpot in Nederland bezig geweest zijn. Daarvoor zou hij beloond zijn geweest en het tot aan de Raad van State geschopt hebben.
Tja, dit zeker van paar jaren geleden.
Reactie door walking bull — donderdag 11 september 2008 @ 12:38
4. Hier hebben we het alleen nog maar over een aantoonbare gebeurtenis.
Bij mij thuis kwamen in de jaren 50 een paar mensen op bezoek die terug kwamen van Indonesie.
Hun verhalen vertelden boekdelen.
1 er van is.
“We hadden daar een kamp waarvan we de omgeving s’nachts afstroopten als er bekend werd dat er gevaarlijke Jappanners in de buurt zouden zijn.
S’nachts door het oerwoud lopend werd er bij elk verdacht geluid uit voorzorg in het rond geschoten.
Vaak vielen er vele slachtoffers uit de bomen die alleen voedsel aan het verzamelen waren.
Het ergste wat zij onze regering te verwijten hadden was, dat ze elke vorm van menswaarde was afgenomen.”
Die verhalen zijn niet te bewijzen, maar ik vergeet ze nooit meer.
Reactie door Drikus — donderdag 11 september 2008 @ 13:33
5. -4- Hoezo “gevaarlijke Jap(p)anners”?
Reactie door jan t. — zaterdag 13 september 2008 @ 12:41
6. No 5
Ik heb niet gezegd zat ze gevaarlijk waren, maar de vertellers hadden het over de enige vijand waar ze echt iets van te vrezen hadden,omdat die de kennis hadden met een paar insluipers de kampen binnen te dringen en mensen te vermoorden.
Reactie door Drikus — zondag 14 september 2008 @ 21:16
7. -6-
Ik bedoelde eigenlijk hoezo “Japanners”?
In 1947?
Reactie door jan t. — zondag 14 september 2008 @ 21:53

NIEDERLAENDISCHES KRIEGSVERBRECHEN: GEHEN SIE BETEN

Der gefangene Offizier wurde an einem Seil hochgezogen, der Kopf hing nach unten. Die verhörenden Soldaten ließen das Seil los, der Kopf schlug auf den Betonboden. Der Gefangene wurde wieder hochgezogen -- noch höher. Der Kopf stieß noch härter auf. Ein beobachtender Soldat: "Blut strömte aus Ohren und Nase. Der Schädel machte ein verrücktes Geräusch, das man sein Leben lang nicht mehr vergißt."

Der Soldat -- Joop Hueting, heute 41, Psychologe an der Universität Amsterdam, vergaß nicht. Er brachte diese und andere Greueltaten niederländischer Militärs in der ehemaligen Kolonie Niederländisch-Indien nach 20 Jahren an die Öffentlichkeit.

Hueting promovierte unlängst in Amsterdam. In seiner Doktorarbeit über ein psycho-physiologisches Thema schreibt er: "Man fragt sich, warum in Holland immer noch nicht mit einer Untersuchung der juristischen, historischen, soziologischen und psychologischen Aspekte der Kriegsverbrechen begonnen wurde, die Soldaten im Dienste dieses Landes von 1945 bis 1950 begangen haben."

Hueting war einer der 115 000 holländischen Soldaten, die nach dem Ende des Zweiten Weltkrieges die Kolonie Niederländisch-Indien gegen indonesische Guerillas verteidigen sollten. 1656 niederländische Soldaten und eine nie festgestellte Anzahl Indonesier kamen dabei ums Leben -- wahrscheinlich waren es über 20 000, und schätzungsweise 80 Prozent der Opfer waren nicht aktiv am Krieg beteiligt.
Sie starben durch das, was Hueting "Kriegsverbrechen der Holländer" nennt. Huetings Oberst van den Berge hatte den ständigen Befehl gegeben: "Alles, was sich bewegt, erschießen."

"Aus technischen Gründen" wurden Gefangene nach Eroberung eines Kampong (Dorf) exekutiert. Hueting: "Es war zu lästig, sie alle mitzunehmen. Unterwegs riefen wir deshalb: 'Alle austreten gehen.' Als sie sich dann dazu umgedreht hatten, wurden sie von hinten erschossen."

Nach einem anderen Hueting-Beispiel sagte ein Lkw-Fahrer beim Anblick eines verletzten Gefangenen: "Ich habe ein neues Owen-Gewehr, aber das Ding noch nie ausprobiert." Zur Einweihung erschoß er den Verletzten.

Laut Hueting war eine beliebte Verhörmethode der Holländer: "Nach Hauen und Treten wurde das Feldtelephon benutzt. Die Drähte wurden mit den Geschlechtsteilen verbunden, durch Drehen der Telephonkurbel entstand Strom. Die Opfer krümmten sich vor Schmerzen und ließen Urin."

Das alles, so behauptet Hueting, seien seine eigenen Erfahrungen. Von einem Kollegen hörte er folgende Geschichte: Ein Armeeführer der Nationalisten war aus der Gefangenschaft entwichen, wurde aber am nächsten Tag wieder gefaßt. Die Beamten wollten ihrem Chef, der an diesem Tag Geburtstag hatte, etwas Originelles schenken. Neben den Frühstücksteller legten sie ein Paket. Es enthielt den Kopf des geflüchteten Indonesiers -- in Bananenblätter verpackt.

Daß Holländer auch an Deutschen Kriegsverbrechen verübten, hatte der SPIEGEL bereits in seinen Nummern 52/1965 und 7/1966 enthüllt: Holländer hatten 412 internierte Deutsche im Indischen Ozean mit dem Schiff "Van Imhoff" absichtlich ertrinken lassen.

Das Magazin "Achter het nieuws" des sozialistischen Fernsehens Vara hatte damals eine Sendung über die Tat vorbereitet, sie aber auf Einspruch staatlicher Stellen hin abgesetzt. Einer der angegebenen Gründe: "Es ist so schwierig, nach 20 Jahren diese Dinge noch richtig zu sehen."

Jetzt aber zeigte sich, daß Holländer auch holländische Untertanen grausam umgebracht hatten. Nach Huetings Enthüllungen (in der Zeitung "De Volkskrant"), ließen sich die Fernsehleute nicht mehr stoppen. Fernseh-Magazinchef Wigbold: "Die Sadisten unter uns, der Sadist in uns selbst, sollen wissen, daß Kriegsverbrechen nicht unbekannt zu bleiben brauchen. Die Abrechnung mit der Vergangenheit soll beginnen."

Wigbold löste eine Lawine aus. Er und Hueting erhielten über 800 Briefe und Anrufe. Viele Holländer, die lieber ausländische als einheimische Kriegsverbrecher verfolgen, rechtfertigten sich nach deutschem Vorbild mit Klauseln wie: "Wir haben es nicht gewußt" oder: "Befehl ist Befehl".

Die Hälfte aller Briefschreiber beschuldigte Hueting des Verrats. Der Veteranenbund sah "die Ehre Zehntausender ehemaliger Soldaten in Ostindien und das Andenken der Gefallenen in den Dreck gezogen". Und Willem Drees, in jener Zeit Ministerpräsident, staunte in Interviews: "Von Kriegsverbrechen habe ich außer in zwei Fällen nie etwas gehört."

Der Rundfunk witzelte über eine -- vielen Holländern -- qualvolle Konsequenz: "Der Bonner Bundestag wird demnächst beim niederländischen Parlament auf Verlängerung der Verjährungsfrist dringen."
Fernseh-Zuschauer und Zeitungsleser steuerten 20 weitere Greueltaten zur Bewältigung der Vergangenheit bei -- etwa:

* Einem Indonesier wurden mit einem scharfen Messer Streifen aus der Haut geschnitten. Holländer träufelten Salzwasser auf das Fleisch. Die Wunde mußte in der brennenden Tropensonne trocknen.

* Gefangene mußten ihre Hosen ausziehen und wurden dann mit nacktem Gesäß auf Autos gesetzt, die von der Sonne so heiß geworden waren, daß man Eier auf ihnen braten konnte.

* Aus Rache für die Sprengung eines Militärautos wurde ein Gebiet von zehn Quadratkilometern mit allen lebenden Wesen völlig abgebrannt.

* Kinder von 11 bis 13 Jahren, die Reis gestohlen hatten, wurden an Ort und Stelle füsiliert. Die Münder der Toten waren noch voll Reis.

* Wenn eine Patrouille einen ganzen Tag nicht hatte schießen können, wurde Preisschießen auf Passanten veranstaltet.

Als Augenzeuge Smit, der über mehrere dieser Vorfälle ein Tagebuch führte, beim Feldgeistlichen fragte, was er von den Greueltaten halten solle, erhielt er die Antwort: "Gehen Sie beten, mein Junge!"

Der Rotterdamer Pfarrer Hildering, früher in der indonesischen Missionsarbeit tätig, berichtete, daß er schon vor Hueting versucht habe, die Öffentlichkeit aufzuklären. Jedoch: "Nirgendwo konnte man ein Wort loswerden. Holland war taub und blind für die Wahrheit in Indonesien."

Als ein Soldat mit Text und Photos bei der Illustrierten "Panorama" in Haarlem anklopfte, entgegnete ihm ein Redakteur: "Davon wollen die Holländer doch nichts hören. Wenn wir das publizieren, sind wir nächste Woche pleite."

Nach Huetings Enthüllungen aber verlangten die Zeitungen eine staatliche Untersuchung. Oppositionsführer Joop den Uyl forderte die Regierung auf, alle Akten offenzulegen. Die Regierung sagte eine Überprüfung zu.
Theologie-Professor Verkuyl, früher Missionar und anerkannter Indonesien-Spezialist, forderte die Holländer auf, Kollektiv-Reue zu üben: "Wir müssen anerkennen, daß die Fehler, die gemacht wurden, die Fehler unseres ganzen Volkes sind. Das ganze niederländische Volk ist verantwortlich für das Leben von Knaben, die wie Blumen auf dem Felde niedergemäht wurden. Wir sollten unseren nationalen Hochmut aufgeben."

Der Abgeordnete van Mierlo sagte: "Wir können nicht umhin, die Schuldigen vor den Richter zu bringen. Wenn wir das nicht tun, haben wir nicht mehr das Recht, von unseren Nachbarn zu verlangen, daß sie ihre Vergangenheit bewältigen."

Gegen einen Prozeß sind aber fast alle Holländer, vor allem auch Inquisitor Hueting: Er hat mittlerweile immer mehr Kriegsverbrechen bekanntgegeben, an denen er auch selbst beteiligt war. Er wäre einer der ersten Angeklagten. Hueting: "Eine Justizaktion ist nicht wünschenswert."

Quelle: DER SPIEGEL 07/1969 vom 10.02.1969, Seite 113
http://wissen.spiegel.de/wissen/dokument/dokument.html?id=45789219&top=SPIEGEL