Monday, September 7, 2015

‘Geweld Indië was structureel’



1945-1950 Nieuw historisch onderzoek maakt officiële standpunt over ‘excessen’ Nederlandse militairen onhoudbaar

Door
14 augustus 2015
Nederlandse militairen hebben structureel en op grote schaal extreem geweld gebruikt tegen Indonesiërs in de periode 1945-’50, na het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid, maandag zeventig jaar geleden.
Ze gingen daarna meestal vrijuit omdat autoriteiten de misstanden systematisch in de doofpot stopten.
Dat concludeert de Zwitsers-Nederlandse historicus Remy Limpach na een omvangrijk onderzoek van overheidsarchieven en persoonlijke getuigenissen, zoals dagboeken en soldatenbrieven.
Het is voor het eerst dat een historicus het geweld „structureel” noemt. Limpach, die volgende maand aan de universiteit van Bern hoopt te promoveren en nu werkzaam is bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), ondergraaft in zijn promotie-onderzoek het officiële overheidsstandpunt dat buitensporig geweld in de jaren 1945-’50 bij wijze van uitzondering, als ‘exces’ voorkwam.
In 1969 verscheen de zogeheten Excessennota, waarin 110 gevallen van extreem geweld worden beschreven die in regeringsarchieven voorkomen. Dat de dekolonisatieoorlog – ook bekend als de ‘Politionele Acties’ – veel gewelddadiger was, is na vele publicaties in de afgelopen decennia algemeen bekend. Maar de kernvraag, of het ging om ‘excessen’ dan wel structureel geweld, is nooit onderzocht. Na de Excessennota kwam er geen parlementaire enquête en belangrijke archieven bleven gesloten.

Wraakacties
Volgens Limpach koos de regering-De Jong destijds bewust voor de eufemistische term ‘exces’ „om te suggereren dat geweld niet op grote schaal voorkwam” en „om gevoelige vergelijkingen met Duitse oorlogsmisdaden te vermijden”.
Limpach concludeert echter dat het Nederlandse leger Indonesiërs juist wel „regelmatig”, „op grote schaal” en „buiten onmiddellijke gevechtsacties om doodde en mishandelde”. Limpach spreekt van vermoedelijk „duizenden” gevallen. Het gaat onder meer om gevallen van moord op ongewapende burgers als wraakactie of, om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen, het doodschieten van geboeide gevangenen, martelingen in gevangenissen, verkrachting en plundering. Uit veel persoonlijke documenten blijkt dat betrokken militairen en getuigen het Nederlandse optreden wel degelijk vergeleken met dat van de Duitse bezetters in Nederland.
Verantwoordelijken ontliepen vaak hun straf, omdat militaire en juridische gezagsdragers dergelijke gevallen stelselmatig in de doofpot stopten. Volgens Limpach ontstond zo een „cultuur van rechteloosheid”.

‘Militair noodgeval’
Historicus Cees Fasseur, die als Justitie-ambtenaar de Excessennota opstelde, zegt in een reactie dat de term ‘structureel geweld’ in 1969 „politiek onhaalbaar” was, al „wist iedereen dat er geen schone oorlogen bestaan”. Hij had destijds vier maanden de tijd om de nota te schrijven, daarom was vervolgonderzoek volgens hem essentieel. Maar de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedschrijving, gesteund door de regering-De Jong, heeft daar volgens hem ten onrechte geen ernst mee gemaakt.
De historica Stef Scagliola (Erasmus Universiteit), die als een van de eersten pleitte voor het gebruik van persoonlijke getuigenissen van veteranen in onderzoek, zegt eveneens dat historici tot nu toe te voorzichtig zijn geweest. „Dat Limpach nu als eerste een duidelijke uitspraak durft te doen is daarom belangrijk.”
Grondig vervolgonderzoek had als ‘feitelijk fundament’ kunnen dienen voor nieuwe vondsten waarover de media de laatste jaren hebben gepubliceerd. Limpachs onderzoek wordt gezien als belangrijke bijdrage aan dat fundament.
Veel gewelddaden zijn destijds uitgelegd als „militair noodgeval”. Of als noodzakelijke „contraterreur” tegen Indonesisch geweld, zoals het optreden van kapitein Westerling op Zuid-Celebes in 1949. Volgens Limpach is die term echter misleidend. Het verhult dat Nederlandse militairen in diezelfde periode zelf ook ongewapende Indonesiërs martelden en doodden.
De Excessennota legt de verantwoordelijkheid vooral bij gewone soldaten. Limpach meent echter dat de oorzaken van het geweld in de militaire structuur verankerd zaten en dat officieren hun ondergeschikten doelbewust de vrije hand gaven.