Petition-Online, URL:
To: The Netherlands Government
Petition to urge the Netherlands Government
to recognize Indonesian Independence Day was on August 17th 1945,
and to apologize for the colonialization, slavery, violation of human rights and horrific crimes against humanity
In the opinion of Dutch Government, the independence of the Republic of Indonesia was on December 27th 1949, and not August 17th 1945.
The fact is, the Dutch had lost its rights over the colony, the Netherlands-Indies, after Lieutenant General Hein ter Poorten, in the capacity as Supreme Commander of the Netherlands Indies Forces, and also on behalf of the Gouverneur General Jonkheer Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, has signed the document of unconditional surrender to the Japanese Imperial Forces under the command of Lieutenant General Hitoshi Imamura, on 9th March 1942 at the airfield Kalijati, West Java. In other words, the Dutch had handed over its colony – Indonesia – to Japan.
On August 15th 1945, the Japanese Emperor Hirohito declared the unconditional surrender to the Allied Forces, but the document was signed on September 2nd 1945, on the USS Missouri at the Tokyo Bay.
So, between August 15th and September 2nd, 1945, there was a vacuum of power. In line with the Atlantic Charter declared by US President Franklin D. Roosevelt and British Prime Minister Winston Churchill on August 14th 1941 regarding “the rights of self determination of people”, Indonesian leaders proclaimed the independence of the Indonesian Nation on August 17th 1945. The following day, on August 18th 1945, they elected Sukarno as President of Republic Indonesia, and Mohammad Hatta as Vice President of Republic of Indonesia. These marked an establishment of Government of Indonesian, which occurred before September 2nd 1945. The mandatory conditions to establish a state have been fulfilled, which include:
1. Territory,
2. Population, and
3. Government.
It is stated in the memorandum of the delegation of Republic of Indonesia to Security Council of The United nations on January 22nd 1949, that after the second Dutch military aggression, the head of the delegation, Mr. Lambertus Nicodemus Palar declared :
“The Republic of Indonesian was not born as a result of a revolution against the Dutch, but it was born, after the Dutch had handed over Indonesia to the Japanese. The Dutch made no efforts to protect its citizens, they even obstructed Indonesian people to obtain military training to defend themselves from Japanese aggression.
In the process to reassert control over its colony, some special units of the Dutch military were responsible of what official records refer to ‘excesses'. In facts, these ‘excesses' were nothing less than war crimes.
After the Dutch had tried and ultimately failed to re-impose their colonial power on the nation after World War II, at the official ceremony on December 27th 1949, Queen Juliana made a reference to ‘transfer the sovereignty' to The United States of Republic of Indonesia. But The United States the Republic of Indonesia have been existed less than a year, because the States have been dissolved one by one, and on August 16th 1950, The United States of the Republic of Indonesia was officially dissolved. On August 17th 1950, President Sukarno declared the reestablishment of The Republic of Indonesia, and on July 1957, he put the constitution of 1945 into effect.
Today, The Netherlands have maintained diplomatic relations with Republic of Indonesia, which independence and constitutions was on 1945.
After nearly 60 years, the Dutch as a nation are still in the ‘state of denial' about history. It is high time for the Dutch to acknowledge their past. To the present day, official accounts of the period, as well as school textbooks in the Dutch education system, do not mention the term of war crimes or atrocities. Oppositely, the past wrongdoings are referred as ‘excesses' committed by the Dutch troops. And no Dutch veteran of the colonial war has ever been tried for war crimes. The state of denial persists largely because many of those involved are still alive. On Indonesian side, many more of the victims of war crimes are also alive.
The refusal of the Dutch to recognize Indonesian independence after nearly 60 years, is an offense to the sovereignty and dignity of the Indonesia as a nation.
Through this petition, we urge the Dutch Government, to acknowledge the Independence of Republic of Indonesia was on August 17th 1945, and to apologize for the colonialization, slavery, violation of human rights and horrific crimes against humanity.
To people who agree with this petition addressed to the Netherlands Government, please inscribe your respective name and address on the list.
Jakarta, April 22nd 2005
Batara R. Hutagalung
Chairman of the
National Committee for the Defense of the Dignity of the Indonesian Nation
Petition-Online, URL:
Friday, February 22, 2008
Saturday, February 2, 2008
LAST VAN DE OORLOG
door Stef Scagliola
Uitgever: Balans
ISBN: 9050185932
Prijs: € 30,--
Nooit eerder zijn de excessen, gepleegd door Nederlandse militairen in Indonesië en hun psychische gevolgen voor veel van deze oud-strijders zo uitgebreid onderzocht en beschreven als de historica Stef Scagliola heeft gedaan in haar lijvige, maar zeer goed leesbare proefschrift ´Last van de Oorlog´. Zij staat uitgebreid stil bij de officieel gebruikte term excessen. Zij pleit ervoor toch maar gewoon te spreken van oorlogsmisdaden, zonder daarmee de getraumatiseerde oud-militairen extra te willen treffen.
In haar dissertatie spaart zij collega historici, die haar inziens te veel om de hete brei heen draaien niet. Evenmin ontziet zij de meeste journalisten die te veel de kool en de geit sparen. Haar motto is duidelijkheid.
Een belangrijk deel van het boek wordt ingenomen door de geruchtmakende televisieuitzending van VARA’s Achter het Nieuws waar in de jaren zestig voor het eerst dit onderwerp voor een breed publiek werd aangesneden. De naam Hueting zal iedereen zich nog wel herinneren. Honderden reacties volgden. Al die brieven zijn bewaard gebleven. Scagiola is de eerste die de moeite heeft genomen deze brieven allemaal nauwkeurig te lezen en te rubriceren. Het verbaast haar dat niemand, historicus of journalist, dit materiaal ooit eerder heeft onderzocht.
Verder verdiept Scagliola zich in het feit dat het zo lang geduurd heeft voor erkend werd dat een groot deel van de Nederlandse militairen die jaren in Indonesië hebben gediend traumatische ervaringen hebben opgedaan. In de jaren veertig , maar ook nog tot ver in de jaren zestig was het grote publiek nog nauwelijks bekend met het psychische effect dat ingrijpende gebeurtenissen op mensen konden hebben. Zelfs teruggekeerde joden uit de Duitse vernietigingskampen hadden moeite erkenning te krijgen voor hun opgelopen trauma’s. Nu is de balans misschien weer naar de andere kant doorgeslagen: er kan niemand meer op de openbare weg van zijn fiets vallen of er is al een traumateam onderweg.
Scagliola komt overigens tot de conclusie dat maar een betrekkelijk kleine minderheid van de mensen die in Indië vochten zich bij veteranenverenigingen in Nederland hebben aangesloten. Ook bestrijdt zij de mythe dat voor de naar Nederland terugkerende ex-militairen nauwelijks een behoorlijke opvang zou zijn geweest ten aanzien van herintegratie in de burgermaatschappij.
Die is over het algemeen redelijk goed verlopen.
Natuurlijk staat de auteur uitgebreid stil bij het brute optreden van de leden van het Korps Speciale Troepen onder aanvoering van de beruchte kapitein Raymond Westerling. Haar uiteenzetting waarom deze oorlogsmisdaden altijd ongestraft zijn gebleven is verhelderend. Zij verwijst daarbij ook naar het proefschrift van Jaap de Moor ´Westerlings Oorlog´ dat in 1999 verscheen.
(De bespreking van dit boek in Blimbing heeft de abonnees van de gedrukte versie door een foutje onzerzijds helaas nooit bereikt. Die fout maken wij in het gedrukte nummer graag goed.)
Natuurlijk bevat Scagliola’s boek ook enige foutjes. Grappig is dat ze uit gebrek aan voldoende kennis van de Indische gemeenschap R. Boekholt zowel houdt voor de bekende generaal b.d. Ruud als de voormalige hoofdredacteur van Moesson Ralf Boekholt.
Meer storend is dat zij stelt dat in Nederland twee politieke partijen hun leden opriepen zich te ontrekken aan uitzending naar Indië, de PSP en de CPN. De PSP bestond toen nog niet en de CPN stond op het standpunt dat weigeraars alle steun van de partij verdienden, maar dat degenen die zich toch gedwongen voelden te gaan de opdracht kregen om binnen hun onderdeel zo veel mogelijk propaganda te maken tegen ‘deze onrechtvaardige koloniale oorlog’.
Het is jammer dat Scagliola onvermeld laat dat er naast communisten ook anderen, onder wie gereformeerden, zijn geweest die op principiële gronden weigerden te vechten tegen mensen die zelf streden voor hun onafhankelijkheid.
In een persoonlijk gesprek vertelde Scagliola mij nog dat zij al haar overtuigingskracht heeft moeten aanwenden om haar promotor ertoe te bewegen niet alleen aandacht te schenken aan de trauma’s, maar ook de voorgeschiedenis in Indië in haar studie te betrekken. Gelukkig heeft zij die strijd gewonnen en beschikken wij nu over een nagenoeg complete studie over deze tragische episode in de moderne Nederlandse geschiedenis. Een flinke pil maar verplichte lectuur voor iedereen die geïnteresseerd is in de menselijke en politieke aspecten van de niet altijd even vlekkeloos verlopen dekolonisatie van Indonesië.
Na haar promotie vorig jaar heeft Scagliola een voorstel ingediend bij het NIOD om een vergelijkend onderzoek te doen naar de massamoord door de Duitsers in de gemeente Putten en de massaslachting in de Javaanse desa Rawahgede, waarover de TROS indertijd een documentaire uitzond. Als centrale vraag bij haar voorgestelde studie stelt de historica waarom Putten zonder enige terughoudendheid en volkomen terecht als een oorlogsmisdaad wordt beschouwd en we ten aanzien van Rawahgede slechts mogen spreken van een militair exces, waarbij niemand is vervolgd. In haar visie is hier sprake van een duidelijk voorbeeld van het meten met twee maten. Dat voorstel is afgewezen en Scagiola, met al haar verworven kennis, is voorlopig werkloos. • Peter Schumacher
Source: http://www.blimbing.nl/scagliola.htm
===========================================
Promotie: meningsvorming over Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië
Datum nieuwsfeit: 18-10-2002
Erasmus Universiteit Rotterdam
18 oktober 2002
Meningsvorming over Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië
De Indische doofpot
Over de juiste interpretatie van de dekolonisatieoorlog die Nederland van 1945 tot 1949 met Indonesië voerde heerst in ons land nog steeds verdeeldheid. De vier groepen die het debat al jaren domineren - politici, historici, journalisten en veteranen hanteren dikwijls de begrippen doofpot, taboe en trauma alsof er sprake is van geheimhouding, verdringing en traumatisering. Stef Scagliola verrichtte er uitgebreid onderzoek naar. De verwerking van deze verloren koloniale oorlog staat centraal in haar dissertatie Last van de oorlog, de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking. Zij promoveert vrijdag 18 oktober 2002 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De studie begint met een uiteenzetting over de strijd in Nederlands-Indië. De nadruk valt daarbij op de spanning tussen de zeer uiteenlopende ervaringen van Nederlandse militairen tijdens de strijd en de wijze waarop achteraf het conflict in historische overzichtswerken is beschreven. Omdat de geschiedschrijving over het conflict tot nu toe is uitgegaan van een nationale politieke context er zijn immers overheidsbronnen in overvloed - hebben historici lange tijd de verhalen aan de onderkant van de militaire hiërarchie, over de hulp aan de lokale bevolking, over de verminking van kameraden, over tropenkolder, over de frustratie dat men tegen zijn wil moreel verwerpelijke orders moest uitvoeren, genegeerd. Dit vormde op zijn beurt volgens de promovenda weer een obstakel voor de erkenning dat niet de Indië-militair, maar de Indonesische bevolking het ultieme slachtoffer was in het conflict, en wel door de overmacht aan Nederlands technisch geweld.
Na jarenlange stilte kwam de Indië-militair door een tv-uitzending van VARAs actualiteitenrubriek Achter het Nieuws over oorlogsmisdaden in Indonesië in januari 1969 weer volop in de schijnwerpers. De politici gingen zich met de kwestie bemoeien. De regering gaf naar aanleiding van Kamervragen ambtenaren de opdracht documenten over geweldexcessen uit relevante ministeries te inventariseren. Dat resulteerde al na drie maanden in een doortimmerd rapport, de zogenaamde Excessennota. Een officiële bronnenpublicatie door historici van de Nederlands-Indonesische betrekkingen tijdens de strijd zou nog volgen. De 885 brieven echter die de VARA naar aanleiding van de vermaarde tv-uitzending had ontvangen werden als bron over het hoofd gezien. De promovenda heeft deze in het Omroepmuseum bewaarde correspondentie wel opgenomen in haar onderzoek.
Ondanks het regeringsrapport, een wetenschappelijke bronnenstudie en tal van publicaties over het dekolonisatieconflict in het algemeen (waaronder het omstreden deel 12 van Lou de Jongs geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog) bleef een waas van geheimzinnigheid hangen. Stef Scagliola verklaart dat onder meer door de afhandeling van de Excessennota. De regering-De Jong liet de zaak in 1969 niet grondig genoeg uitzoeken. De behandeling van de zaak kwam neer op het toedekken van het verhaal achter de oorlogsmisdaden. Dat werd overigens een jaar later in de sociologische studie van Van Doorn en Hendrix Ontsporing van geweld: over het Nederlands/Indisch/Indonesisch conflict uit de doeken gedaan, maar bleef voor het grote publiek onopgemerkt.
De steeds terugkerende publiciteit en discussies over de geweldsexcessen door de jaren heen hebben er toe bijgedragen dat het verhaal achter de oorlogsmisdaden de overstap heeft gemaakt van individuele belevenis naar herinneringsliteratuur en uiteindelijk naar een collectief historisch bewustzijn.
Promotoren: prof.dr. S. Stuurman, Europese geschiedenis, alsmede Europese studies, en prof.dr. J.M.W. Binneveld, Maatschappijgeschiedenis van beleid en bestuur
Noot voor de pers:
Promotie 18 oktober, 13.30 uur
Plaats: Woudestein, Senaatszaal
Info: bij de promovenda, tel. (010) 408 2505
e-mail: scagliola@fhk.eur.nl
Een handelseditie van dit proefschrift is verschenen bij uitgeverij Balans in Amsterdam (ISBN 90 50185932)
Source: http://www.nieuwsbank.nl/inp/2002/10/18/R001.htm
Uitgever: Balans
ISBN: 9050185932
Prijs: € 30,--
Nooit eerder zijn de excessen, gepleegd door Nederlandse militairen in Indonesië en hun psychische gevolgen voor veel van deze oud-strijders zo uitgebreid onderzocht en beschreven als de historica Stef Scagliola heeft gedaan in haar lijvige, maar zeer goed leesbare proefschrift ´Last van de Oorlog´. Zij staat uitgebreid stil bij de officieel gebruikte term excessen. Zij pleit ervoor toch maar gewoon te spreken van oorlogsmisdaden, zonder daarmee de getraumatiseerde oud-militairen extra te willen treffen.
In haar dissertatie spaart zij collega historici, die haar inziens te veel om de hete brei heen draaien niet. Evenmin ontziet zij de meeste journalisten die te veel de kool en de geit sparen. Haar motto is duidelijkheid.
Een belangrijk deel van het boek wordt ingenomen door de geruchtmakende televisieuitzending van VARA’s Achter het Nieuws waar in de jaren zestig voor het eerst dit onderwerp voor een breed publiek werd aangesneden. De naam Hueting zal iedereen zich nog wel herinneren. Honderden reacties volgden. Al die brieven zijn bewaard gebleven. Scagiola is de eerste die de moeite heeft genomen deze brieven allemaal nauwkeurig te lezen en te rubriceren. Het verbaast haar dat niemand, historicus of journalist, dit materiaal ooit eerder heeft onderzocht.
Verder verdiept Scagliola zich in het feit dat het zo lang geduurd heeft voor erkend werd dat een groot deel van de Nederlandse militairen die jaren in Indonesië hebben gediend traumatische ervaringen hebben opgedaan. In de jaren veertig , maar ook nog tot ver in de jaren zestig was het grote publiek nog nauwelijks bekend met het psychische effect dat ingrijpende gebeurtenissen op mensen konden hebben. Zelfs teruggekeerde joden uit de Duitse vernietigingskampen hadden moeite erkenning te krijgen voor hun opgelopen trauma’s. Nu is de balans misschien weer naar de andere kant doorgeslagen: er kan niemand meer op de openbare weg van zijn fiets vallen of er is al een traumateam onderweg.
Scagliola komt overigens tot de conclusie dat maar een betrekkelijk kleine minderheid van de mensen die in Indië vochten zich bij veteranenverenigingen in Nederland hebben aangesloten. Ook bestrijdt zij de mythe dat voor de naar Nederland terugkerende ex-militairen nauwelijks een behoorlijke opvang zou zijn geweest ten aanzien van herintegratie in de burgermaatschappij.
Die is over het algemeen redelijk goed verlopen.
Natuurlijk staat de auteur uitgebreid stil bij het brute optreden van de leden van het Korps Speciale Troepen onder aanvoering van de beruchte kapitein Raymond Westerling. Haar uiteenzetting waarom deze oorlogsmisdaden altijd ongestraft zijn gebleven is verhelderend. Zij verwijst daarbij ook naar het proefschrift van Jaap de Moor ´Westerlings Oorlog´ dat in 1999 verscheen.
(De bespreking van dit boek in Blimbing heeft de abonnees van de gedrukte versie door een foutje onzerzijds helaas nooit bereikt. Die fout maken wij in het gedrukte nummer graag goed.)
Natuurlijk bevat Scagliola’s boek ook enige foutjes. Grappig is dat ze uit gebrek aan voldoende kennis van de Indische gemeenschap R. Boekholt zowel houdt voor de bekende generaal b.d. Ruud als de voormalige hoofdredacteur van Moesson Ralf Boekholt.
Meer storend is dat zij stelt dat in Nederland twee politieke partijen hun leden opriepen zich te ontrekken aan uitzending naar Indië, de PSP en de CPN. De PSP bestond toen nog niet en de CPN stond op het standpunt dat weigeraars alle steun van de partij verdienden, maar dat degenen die zich toch gedwongen voelden te gaan de opdracht kregen om binnen hun onderdeel zo veel mogelijk propaganda te maken tegen ‘deze onrechtvaardige koloniale oorlog’.
Het is jammer dat Scagliola onvermeld laat dat er naast communisten ook anderen, onder wie gereformeerden, zijn geweest die op principiële gronden weigerden te vechten tegen mensen die zelf streden voor hun onafhankelijkheid.
In een persoonlijk gesprek vertelde Scagliola mij nog dat zij al haar overtuigingskracht heeft moeten aanwenden om haar promotor ertoe te bewegen niet alleen aandacht te schenken aan de trauma’s, maar ook de voorgeschiedenis in Indië in haar studie te betrekken. Gelukkig heeft zij die strijd gewonnen en beschikken wij nu over een nagenoeg complete studie over deze tragische episode in de moderne Nederlandse geschiedenis. Een flinke pil maar verplichte lectuur voor iedereen die geïnteresseerd is in de menselijke en politieke aspecten van de niet altijd even vlekkeloos verlopen dekolonisatie van Indonesië.
Na haar promotie vorig jaar heeft Scagliola een voorstel ingediend bij het NIOD om een vergelijkend onderzoek te doen naar de massamoord door de Duitsers in de gemeente Putten en de massaslachting in de Javaanse desa Rawahgede, waarover de TROS indertijd een documentaire uitzond. Als centrale vraag bij haar voorgestelde studie stelt de historica waarom Putten zonder enige terughoudendheid en volkomen terecht als een oorlogsmisdaad wordt beschouwd en we ten aanzien van Rawahgede slechts mogen spreken van een militair exces, waarbij niemand is vervolgd. In haar visie is hier sprake van een duidelijk voorbeeld van het meten met twee maten. Dat voorstel is afgewezen en Scagiola, met al haar verworven kennis, is voorlopig werkloos. • Peter Schumacher
Source: http://www.blimbing.nl/scagliola.htm
===========================================
Promotie: meningsvorming over Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië
Datum nieuwsfeit: 18-10-2002
Erasmus Universiteit Rotterdam
18 oktober 2002
Meningsvorming over Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië
De Indische doofpot
Over de juiste interpretatie van de dekolonisatieoorlog die Nederland van 1945 tot 1949 met Indonesië voerde heerst in ons land nog steeds verdeeldheid. De vier groepen die het debat al jaren domineren - politici, historici, journalisten en veteranen hanteren dikwijls de begrippen doofpot, taboe en trauma alsof er sprake is van geheimhouding, verdringing en traumatisering. Stef Scagliola verrichtte er uitgebreid onderzoek naar. De verwerking van deze verloren koloniale oorlog staat centraal in haar dissertatie Last van de oorlog, de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking. Zij promoveert vrijdag 18 oktober 2002 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De studie begint met een uiteenzetting over de strijd in Nederlands-Indië. De nadruk valt daarbij op de spanning tussen de zeer uiteenlopende ervaringen van Nederlandse militairen tijdens de strijd en de wijze waarop achteraf het conflict in historische overzichtswerken is beschreven. Omdat de geschiedschrijving over het conflict tot nu toe is uitgegaan van een nationale politieke context er zijn immers overheidsbronnen in overvloed - hebben historici lange tijd de verhalen aan de onderkant van de militaire hiërarchie, over de hulp aan de lokale bevolking, over de verminking van kameraden, over tropenkolder, over de frustratie dat men tegen zijn wil moreel verwerpelijke orders moest uitvoeren, genegeerd. Dit vormde op zijn beurt volgens de promovenda weer een obstakel voor de erkenning dat niet de Indië-militair, maar de Indonesische bevolking het ultieme slachtoffer was in het conflict, en wel door de overmacht aan Nederlands technisch geweld.
Na jarenlange stilte kwam de Indië-militair door een tv-uitzending van VARAs actualiteitenrubriek Achter het Nieuws over oorlogsmisdaden in Indonesië in januari 1969 weer volop in de schijnwerpers. De politici gingen zich met de kwestie bemoeien. De regering gaf naar aanleiding van Kamervragen ambtenaren de opdracht documenten over geweldexcessen uit relevante ministeries te inventariseren. Dat resulteerde al na drie maanden in een doortimmerd rapport, de zogenaamde Excessennota. Een officiële bronnenpublicatie door historici van de Nederlands-Indonesische betrekkingen tijdens de strijd zou nog volgen. De 885 brieven echter die de VARA naar aanleiding van de vermaarde tv-uitzending had ontvangen werden als bron over het hoofd gezien. De promovenda heeft deze in het Omroepmuseum bewaarde correspondentie wel opgenomen in haar onderzoek.
Ondanks het regeringsrapport, een wetenschappelijke bronnenstudie en tal van publicaties over het dekolonisatieconflict in het algemeen (waaronder het omstreden deel 12 van Lou de Jongs geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog) bleef een waas van geheimzinnigheid hangen. Stef Scagliola verklaart dat onder meer door de afhandeling van de Excessennota. De regering-De Jong liet de zaak in 1969 niet grondig genoeg uitzoeken. De behandeling van de zaak kwam neer op het toedekken van het verhaal achter de oorlogsmisdaden. Dat werd overigens een jaar later in de sociologische studie van Van Doorn en Hendrix Ontsporing van geweld: over het Nederlands/Indisch/Indonesisch conflict uit de doeken gedaan, maar bleef voor het grote publiek onopgemerkt.
De steeds terugkerende publiciteit en discussies over de geweldsexcessen door de jaren heen hebben er toe bijgedragen dat het verhaal achter de oorlogsmisdaden de overstap heeft gemaakt van individuele belevenis naar herinneringsliteratuur en uiteindelijk naar een collectief historisch bewustzijn.
Promotoren: prof.dr. S. Stuurman, Europese geschiedenis, alsmede Europese studies, en prof.dr. J.M.W. Binneveld, Maatschappijgeschiedenis van beleid en bestuur
Noot voor de pers:
Promotie 18 oktober, 13.30 uur
Plaats: Woudestein, Senaatszaal
Info: bij de promovenda, tel. (010) 408 2505
e-mail: scagliola@fhk.eur.nl
Een handelseditie van dit proefschrift is verschenen bij uitgeverij Balans in Amsterdam (ISBN 90 50185932)
Source: http://www.nieuwsbank.nl/inp/2002/10/18/R001.htm
Rawagede in Indische dagblad de Nieuwsgier in december 1947
Op 16 december 1947
ONGELOOFLIJK VERHAAL
Berita Indonesia publiceerde gisteravond onder vette koppen een uitvoerig verhaal over een ´grote schoonmaak´ in het gebied van Rawagedeh in het Krawangse, waar in vier dagen tijd 312 mensen door Nederlandse militairen zouden zijn gedood, terwijl 200 anderen gewonden zouden zijn.. De ´schoonnmaak´ zou zijn begonnen in de nacht van 8 op 9 December en hebben geduurd tot 12 december.
Gezien de ernst van deze aanklacht hopen wij dat van officiële Nederlandse zijde ten spoedigste zal worden bekend gemaakt of er iets (en zo ja wat) in Rawagedeh aan de hand is geweest. Een dergelijk fantastisch gerucht kan niet snel genoeg de kop in worden gedrukt.
17 december
Korte Nederlandse reactie: ´Tegen het steeds driester optreden van rondzwervende benden in het Krawangse wordt met kracht opgetreden. Deze benden zijn thans deels onschadelijk gemaakt´.
De krant gaat dan verder:
In dit verband herinneren wij aan een eerder bericht betreffende het optreden van Soekarno’s ´keurtroepen´, de Pasoekan Istimewa, in dit gebied. De Chinese pers staat trouwens de laatste tijd vol berichten over terrorisme in West-Java’s ´rijstschuur´. Dat de Nederlandse troepen hier thans krachtig zijn gaan optreden behoeft dus geen verwondering te wekken. En dit zal dan ook wel de verklaring zijn voor het sensationele verhaal van de Berita Indonesia inzake een ´grote schoonmaak´ in dit gebied. Wij betreuren slechts, dat onze officiële voorlichting meent te kunnen volstaan met twee zinnen over het Krawangse. Als hier een ´schoonmaak´ is gehouden, was er ongetwijfeld alle reden voor en had men gerust wat minder karig kunnen zijn in de berichtgeving. Nu komt men weer te laat en met te weinig, zodat de republikeinse pers alle gelegenheid krijgt wilde verhalen te verspreiden, waarvan de meeste details en cijfers waarschijnlijk onjuist zullen zijn. Evenals trouwens de hele strekking van het betoog, dat een afslachting van weerloze burger insinueerde, terwijl het kennelijk een volkomen gerechtvaardigd optreden tegen roofbenden betrof.
Op 22 december blijft de krant aandringen op een verklaring van Nederlandse zijde
DE SCHOONMAAK IN HET KRAWANGSE
Ongeveer 200 bendeleden neergeschoten
In tegenstelling tot de persberichten, die de Dienst voor Legercontacten (DvL) niet in beweging kon krijgen, heeft het Zondagavond uitgegeven communiqué der republikeinse regering over de actie in het Krawangse prompt effect gehad. Gisteren ontvingen wij uitvoerige bijzonderheden van de DvL, en we zullen maar zeggen: beter laat dan nooit. In de ´toelichting omtrent de actie in het Krawangse´ wordt gezegd, dat er in de eerste maanden na de politionele actie in dit gebied betrekkelijke rust heerste. Langzamerhand echter had infiltratie van republikeinse benden plaats, die een goedgeorganiseerde activiteit op touw zetten, en de hele bevolking van het Krawangse onder dwang wisten te brengen. Toen deze organisatie zich krachtig genoeg achtte, ging zij tot openlijk verzet over. Op grote schaal werden bruggen, wegen, rijstpellerijen en spoorlijnen vernield. Tankvallen werden gegraven. Ieder, die niet ten volle medewerkte, liep gevaar ontvoerd en afgemaakt te worden, waarvoor speciale ´beulen´ waren aangesteld. Uit de stuw bij Balahar in de Tjitaroem werden 28 onthoofde lijken gevist. Een schrijver van de republikeinse wedana werd ontvoerd en moest verschillende executies bijwonen. Vóór hij zelf aan de beurt was, wist hij te ontvluchten. Eén slachtoffer werd niet ´behoorlijk´ vermoord (de nekslag kwam niet geheel goed aan) en wist, na als ´lijk´ in de kali geworpen te zijn, zich zwemmend te redden en meldde zich bij de dichtstbijzijnde Nederlandse post. In vele kali’s meer naar de kust werden eveneens talrijke onthoofde lijken aangetroffen.
Deze misdaden, sabotages en vernielingen, namen in aantal en hevigheid toe, zodat in de tweede week van December krachtig moest worden opgetreden. Op 9 december begon men met het gebied af te sluiten, waarbij kwam vast te staan dat kampong Rawagedeh het centrum van de bendeactiviteit was. De bendeleden kwamen bij groepjes van 10 de kampong uit en openden op verschillende plaatsen het vuur. 150 van hen werden neergeschoten en 9 gevangen genomen. o.w. een Indiër, vermoedelijk een lid van de Internationale Brigade. Bij huiszoeking in de kampong werden republikeinse stempels en lidmaatschapskaarten van strijdgroepen gevonden. De zwaarste wapens, die bij deze actie aan Nederlandse zijde zijn ingezet, waren 3 inch mortieren.
Toen op 10 December het hele gebied rond Krawang was afgesloten, werd met een algemene doorzoeking begonnen. Deze actie resulteerde in een hele reeks van kleine gevechtscontacten met benden, waarbij zij kleine verliezen leden, meestal van zo´n vijf man. De actie is nog steeds niet ten volle beëindigd. Zij heeft tot resultaat, dat de benden naar het noorden gedreven worden. Het gebied is veel rustiger geworden en de bevolking keert weer naar de desa’s terug. Zij is echter nog steeds bevreesd voor de wraak van de benden en daarom zijn de kampongs, waar de Nederlandse troepen gelegerd zijn, overvol.
27 december
Onderzoek Krawang Affaire?
Uit Republikeinse bron verneemt Reuter, dat de Republikeinse regering een schrijven gericht heeft tot de Commissie van Goede Diensten (CGD), waarin gevraagd wordt een onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen in Krawang, waar volgens de republiek 300 Indonesische burgers gedood werden en 200 gewond bij een actie van het Nederlandse leger.
ONGELOOFLIJK VERHAAL
Berita Indonesia publiceerde gisteravond onder vette koppen een uitvoerig verhaal over een ´grote schoonmaak´ in het gebied van Rawagedeh in het Krawangse, waar in vier dagen tijd 312 mensen door Nederlandse militairen zouden zijn gedood, terwijl 200 anderen gewonden zouden zijn.. De ´schoonnmaak´ zou zijn begonnen in de nacht van 8 op 9 December en hebben geduurd tot 12 december.
Gezien de ernst van deze aanklacht hopen wij dat van officiële Nederlandse zijde ten spoedigste zal worden bekend gemaakt of er iets (en zo ja wat) in Rawagedeh aan de hand is geweest. Een dergelijk fantastisch gerucht kan niet snel genoeg de kop in worden gedrukt.
17 december
Korte Nederlandse reactie: ´Tegen het steeds driester optreden van rondzwervende benden in het Krawangse wordt met kracht opgetreden. Deze benden zijn thans deels onschadelijk gemaakt´.
De krant gaat dan verder:
In dit verband herinneren wij aan een eerder bericht betreffende het optreden van Soekarno’s ´keurtroepen´, de Pasoekan Istimewa, in dit gebied. De Chinese pers staat trouwens de laatste tijd vol berichten over terrorisme in West-Java’s ´rijstschuur´. Dat de Nederlandse troepen hier thans krachtig zijn gaan optreden behoeft dus geen verwondering te wekken. En dit zal dan ook wel de verklaring zijn voor het sensationele verhaal van de Berita Indonesia inzake een ´grote schoonmaak´ in dit gebied. Wij betreuren slechts, dat onze officiële voorlichting meent te kunnen volstaan met twee zinnen over het Krawangse. Als hier een ´schoonmaak´ is gehouden, was er ongetwijfeld alle reden voor en had men gerust wat minder karig kunnen zijn in de berichtgeving. Nu komt men weer te laat en met te weinig, zodat de republikeinse pers alle gelegenheid krijgt wilde verhalen te verspreiden, waarvan de meeste details en cijfers waarschijnlijk onjuist zullen zijn. Evenals trouwens de hele strekking van het betoog, dat een afslachting van weerloze burger insinueerde, terwijl het kennelijk een volkomen gerechtvaardigd optreden tegen roofbenden betrof.
Op 22 december blijft de krant aandringen op een verklaring van Nederlandse zijde
DE SCHOONMAAK IN HET KRAWANGSE
Ongeveer 200 bendeleden neergeschoten
In tegenstelling tot de persberichten, die de Dienst voor Legercontacten (DvL) niet in beweging kon krijgen, heeft het Zondagavond uitgegeven communiqué der republikeinse regering over de actie in het Krawangse prompt effect gehad. Gisteren ontvingen wij uitvoerige bijzonderheden van de DvL, en we zullen maar zeggen: beter laat dan nooit. In de ´toelichting omtrent de actie in het Krawangse´ wordt gezegd, dat er in de eerste maanden na de politionele actie in dit gebied betrekkelijke rust heerste. Langzamerhand echter had infiltratie van republikeinse benden plaats, die een goedgeorganiseerde activiteit op touw zetten, en de hele bevolking van het Krawangse onder dwang wisten te brengen. Toen deze organisatie zich krachtig genoeg achtte, ging zij tot openlijk verzet over. Op grote schaal werden bruggen, wegen, rijstpellerijen en spoorlijnen vernield. Tankvallen werden gegraven. Ieder, die niet ten volle medewerkte, liep gevaar ontvoerd en afgemaakt te worden, waarvoor speciale ´beulen´ waren aangesteld. Uit de stuw bij Balahar in de Tjitaroem werden 28 onthoofde lijken gevist. Een schrijver van de republikeinse wedana werd ontvoerd en moest verschillende executies bijwonen. Vóór hij zelf aan de beurt was, wist hij te ontvluchten. Eén slachtoffer werd niet ´behoorlijk´ vermoord (de nekslag kwam niet geheel goed aan) en wist, na als ´lijk´ in de kali geworpen te zijn, zich zwemmend te redden en meldde zich bij de dichtstbijzijnde Nederlandse post. In vele kali’s meer naar de kust werden eveneens talrijke onthoofde lijken aangetroffen.
Deze misdaden, sabotages en vernielingen, namen in aantal en hevigheid toe, zodat in de tweede week van December krachtig moest worden opgetreden. Op 9 december begon men met het gebied af te sluiten, waarbij kwam vast te staan dat kampong Rawagedeh het centrum van de bendeactiviteit was. De bendeleden kwamen bij groepjes van 10 de kampong uit en openden op verschillende plaatsen het vuur. 150 van hen werden neergeschoten en 9 gevangen genomen. o.w. een Indiër, vermoedelijk een lid van de Internationale Brigade. Bij huiszoeking in de kampong werden republikeinse stempels en lidmaatschapskaarten van strijdgroepen gevonden. De zwaarste wapens, die bij deze actie aan Nederlandse zijde zijn ingezet, waren 3 inch mortieren.
Toen op 10 December het hele gebied rond Krawang was afgesloten, werd met een algemene doorzoeking begonnen. Deze actie resulteerde in een hele reeks van kleine gevechtscontacten met benden, waarbij zij kleine verliezen leden, meestal van zo´n vijf man. De actie is nog steeds niet ten volle beëindigd. Zij heeft tot resultaat, dat de benden naar het noorden gedreven worden. Het gebied is veel rustiger geworden en de bevolking keert weer naar de desa’s terug. Zij is echter nog steeds bevreesd voor de wraak van de benden en daarom zijn de kampongs, waar de Nederlandse troepen gelegerd zijn, overvol.
27 december
Onderzoek Krawang Affaire?
Uit Republikeinse bron verneemt Reuter, dat de Republikeinse regering een schrijven gericht heeft tot de Commissie van Goede Diensten (CGD), waarin gevraagd wordt een onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen in Krawang, waar volgens de republiek 300 Indonesische burgers gedood werden en 200 gewond bij een actie van het Nederlandse leger.
Subscribe to:
Posts (Atom)