Trouw, Podium, woensdag 26 november 2008
Cees Fasseur emeritus-hoogleraar in de geschiedenis van Indonesië (Leiden)
Nederland heeft ook zestig jaar na dato iets goed te maken in zijn vroegere kolonie, het huidige Indonesië. Dat geldt voor Rawagede, maar ook voor andere excessen.
Rawagede. Het is de naam van een onooglijk plaatsje in West-Java. ’Drassige grond’, moerasgebied, is de letterlijke vertaling en dat zegt al veel over de lokale gesteldheid, het is een arme streek. In het verbitterde dekolonisatieconflict tussen Nederland en Indonesië, dat geen oorlog mocht heten, werd daar op 9 december 1947 een bloedbad aangericht door Nederlandse militairen.
Gevangenen, verdacht van gewapend verzet tegen het Nederlandse gezag, werden zonder vorm van proces doodgeschoten. Aan Nederlandse zijde vielen bij de ’zuivering’ geen doden of gewonden. Wapens werden niet aangetroffen. De cijfers over de aantallen slachtoffers lopen, zoals in zulke gevallen gebruikelijk, uiteen. Volgens de huidige bevolking waren het er 431, jongens en mannen. De toenmalige Nederlandse autoriteiten hielden het op een derde van dat aantal, circa 150. Internationale waarnemers die begin 1948 ter plekke een onderzoek instelden, noemden de Nederlandse actie ’deliberate and ruthless’, weloverwogen en meedogenloos.
Tientallen, ja vele tientallen van dergelijke gebeurtenissen hebben zich in Indonesië voorgedaan toen in de jaren 1945-1949 daar een vuile guerrilla-oorlog woedde. De bekendste werd Westerlings actie in Zuid-Celebes eind 1946 en begin ’47. Daar vielen aan Indonesische zijde zo’n vierduizend slachtoffers (volgens de Indonesiërs het tienvoud daarvan, maar zij maakten al in 1947 de zaak aanhangig bij de Verenigde Naties en dat leidt altijd tot een cijferinflatie). Die voorvallen staan beschreven in de Excessennota die in 1969 door de Nederlandse regering werd uitgebracht. De Excessennota maakte geen aanspraak op volledigheid. Het materiaal moest in enkele maanden uit de toen nog verspreide en niet-geïnventariseerde Indische archieven worden opgediept en was bij lange na niet volledig. Ik kan het weten, want ik was destijds secretaris van de interdepartementale commissie die de nota voorbereidde.
Minister-president De Jong kwam in een begeleidende brief van 3 juni 1969 tot de conclusie dat van ’systematische wreedheid’ aan Nederlandse zijde geen sprake was geweest. De krijgsmacht zou zich als geheel ’correct’ hebben gedragen. Alleen in het geval Zuid-Celebes werd een voorbehoud gemaakt. Hij kwam gemakkelijk met deze conclusie weg. Geen enkele politieke partij wilde de zaak op de spits drijven. Bovendien richtte alle aandacht zich in juni 1969 op een andere voormalige kolonie, Curaçao, die bij een uit de hand gelopen demonstratie in brand was gestoken en brandde als een Javaanse kampong. Nederlandse mariniers moesten er ’rust en orde’ herstellen.
Deze zwarte bladzijden uit de geschiedenis zijn nu nagenoeg vergeten. Op één na: Rawagede. Al in 1995, het jaar waarin de koningin Indonesië bezocht, werd aan deze zaak in de media aandacht besteed. Het initiatief ging toen uit van enkele Nederlandse Indië-veteranen. Dit keer zijn het de nabestaanden van de slachtoffers, ondersteund door een Indonesisch actiecomité dat door Nederlandse advocaten wordt bijgestaan.
Volgens de landsadvocaat is de zaak verjaard, zodat een civiele vordering geen kans van slagen biedt. Het zal wel. De landsadvocaat biedt echter aan in overleg te treden met de nabestaanden om beter op de hoogte te komen van hun individuele omstandigheden. Dat lijkt te duiden op een mogelijk, onverplicht, aanbod om iets aan hun materiële levensomstandigheden te doen, dus op een vorm van compensatie.
Een dergelijke stap moet worden toegejuicht. Nederland heeft ook zestig jaar na dato iets goed te maken in zijn vroegere kolonie. De weinige nog levende directe nabestaanden zouden met in onze ogen kleine sommen – maar in Indonesische valuta zijn dat enorme bedragen! – al geholpen zijn. Zoals honderd jaar geleden de gedachte van een Nederlandse ’ereschuld’ de grondslag vormde van een nieuwe koloniale politiek –de ’ethische’ politiek, gericht niet langer op uitbuiting maar op verheffing van de bevolking– zo heeft Nederland nu opnieuw een morele verplichting die moet worden ingelost.
Maar Rawagede mag geen uitzondering blijven. De landsadvocaat haalde de Excessennota aan. Laat hij dan ook kijken naar al die andere trieste zaken die erin beschreven staan. Ook in die gevallen leeft er nog familie van de slachtoffers. Waarom zouden zij niet worden gecompenseerd? Bij de miljarden die nu moeiteloos aan de banken en het Nederlandse bedrijfsleven door minister Bos ter beschikking worden gesteld, zinken de bedragen waarom het gaat – hooguit enkele miljoenen euro’s – in het niet.
En er is nog iets. Dat is eerherstel, desnoods postuum, voor de drie mariniers die op 11 augustus 1947 weigerden een kampong in Pakisadji (Oost-Java) in brand te steken. Zij wilden zich niet schuldig maken aan ’Duitse’ represailles. Zij kregen lange gevangenisstraffen, niet omdat zij wreedheden hadden begaan, maar voor het niet-opvolgen van een dienstbevel. Ook dat voorval staat in de Excessennota beschreven.
Copyright: Fasseur, Cees
Monday, January 12, 2009
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment